29 september 2020
De Haagse Binckhorst gaat op de schop. De gemeente zet in op circulaire herontwikkeling, van een rauw en industrieel gebied naar een wijk waar wonen, werken en industrie worden gecombineerd. Dat gaat niet over één nacht ijs.
In het project Circulair Binckhorst Noordwest zoeken onderzoekers van verschillende universiteiten antwoord op de vraag, wat circulaire gebiedsontwikkeling is en wat nodig is om dit sneller te realiseren. Teun Verhagen, promovendus bij Universiteit Leiden, maakt deel uit van het team en vertelt over zijn inzichten tot dusver.
Waar gaat jouw deel van het onderzoek over?
“Samen met Benjamin Sprecher, universitair docent bij Universiteit Leiden, onderzoek ik hoe de materiaalstromen binnen de Binckhorst gaan veranderen bij een circulaire herontwikkeling van het gebied. Wij kijken voornamelijk naar bouwmateriaal en welke verwerkingsmogelijkheden de Binckhorst op dit moment al heeft.
Wij kijken naar benodigde bouwmaterialen, hoeveel daarvan circulair kan zijn en hoe dit zich verhoudt tot de totale bouwmateriaalvraag van Den Haag. Hiervoor maken wij gebruik van de Haagse bouw- en sloopagenda. Wij richten ons voornamelijk op beton, en verdiepen ons in de supply chain en kijken waar het materiaal vandaan kan komen. Beton is een uitstekende casus om naar circulaire economie op een relatief kleine schaal te kijken, en in de Binckhorst is een betoncentrale gevestigd. Betonproductie is een erg CO2-intensief proces. Het beton kan daarnaast maar zo’n 25 kilometer getransporteerd worden, de transportkosten zijn dus een significant deel van de business case.”
Kijk je daarvoor ook voorbij de grenzen van de Binckhorst?
“Wij onderzoeken inderdaad ook de rol die de Binckhorst speelt in relatie tot Den Haag, geen enkel gebied is opzichzelfstaand. De inzichten uit dit onderzoek bieden een andere kijk op de herontwikkeling van een industrieel gebied. Is de transitie naar een combinatie van wonen en werken altijd de juist stap naar circulariteit/duurzaamheid?”
Welke inzichten heb je tot nu toe opgedaan?
“In december dienen wij een paper in over de problematiek rond beton en verplaatsingsstress in de Binckhorst. We zijn nog bezig met het uitwerken van de resultaten en die in de juiste context plaatsen. Uiteindelijk kwantificeren wij naast stroomvolumes ook de extra tijd en CO2-emissies die het gebruik van andere betoncentrales mee zich meebrengen als de betoncentrale uit de Binckhorst wordt verplaatst.
Uit onze eerste resultaten blijkt dat de gereden kilometers, en dus de CO2-emissies van het transport van beton, ruwweg zullen verdubbelen als de betoncentrale uit de Binckhorst verdwijnt. Dit heeft niet alleen impact op de herontwikkeling van de Binckhorst, maar ook op de bouwsector van heel Den Haag. Daarnaast valt het potentieel om beton circulair te verwerken binnen Den Haag grotendeels weg, wat de circulaire herontwikkeling van de Binckhorst in de nabije toekomst beperkt.”
“Daarnaast heeft de herontwikkeling van de Binckhorst in verhouding tot heel Den Haag nu ook niet zo’n grote impact op de al bestaande stromen van bouw- en sloopmateriaal. De bovenstaande kaart toont de huidige materiaaldichtheid van de Binckhorst in verhouding tot heel Den Haag. In de toekomst zal er meer en hoger worden gebouwd binnen het gebied, maar het blijft verhoudingsgewijs een relatief klein onderdeel van Den Haag.
Binnen Nederland en Den Haag moet er wel meer gefocust gaan worden op het recyclen en hergebruik van sloopmateriaal. Bijna al het sloopmateriaal dat op dit moment naar de Europese Unie wordt gerapporteerd als ‘circulair hergebruikt’, is in Nederland gebruikt als vulmateriaal onder nieuwe wegen. De Binckhorst kan door de gemeente als voorbeeld worden gebruikt hoe het hergebruik van sloopmateriaal wél zou moeten gebeuren. Dit betekent niet dat al het materiaal op lokaal niveau hergebruikt of gerecycled moet worden – alleen voor beton is er een echte afstandsbeperking aanwezig – maar wel dat de gemeente eisen kan stellen aan de benodigde bouwmaterialen voor de nieuwbouw binnen het gebied.”
“De Binckhorst kan door de gemeente als voorbeeld worden gebruikt hoe het hergebruik van sloopmateriaal wél zou moeten gebeuren.”
Wat is voor jou de grootste uitdaging in dit onderzoek?
“Achteraf gezien is het de uitdaging om de juiste invalshoek en scope te pakken, als je niet specifiek genoeg kijkt kun je verdwalen in alle kanten die je op kan met circulariteit. Ik begon direct na mijn master aan dit onderzoek, en had nog relatief weinig werkervaring. Het verraste mij toen ik begon dat er nog veel te onderzoeken is binnen het thema circulariteit. Er zijn een hoop initiatieven en projecten gaande, maar er is niet één duidelijke oplossing voor het bereiken van een definitie van circulariteit. Gaandeweg heb ik mij pas gerealiseerd wat voor een complexe uitdaging dit is, en dat dit vele disciplines beslaat en nodig heeft om verder ontwikkeld te worden.”